Eten en bewegen
Wilde paarden besteden meer dan de helft van de tijd aan eten. In de winter wordt dit nog meer omdat de gewassen dan minder voedingswaarde hebben en er dus meer van gegeten moet worden, terwijl de paarden daarnaast ook meer energie verbruiken door de gure weersomstandigheden.
Het spijsverteringsstelsel van een paard is ingesteld op voortdurende toevoer van kleine beetjes karig voedsel. Het eetproces van een wild paard wordt dan ook gekenmerkt door een hapje hier, een hapje daar, een beetje van dit, een beetje van dat. Er wordt dus veel gelopen tussen het knabbelen door en er wordt niet in hoog tempo ‘geschrokt’. Dit in tegenstelling tot het grazen van onze gedomesticeerde paarden in hun malse weides. Zij hebben als het ware een ‘snoeptrommel’ voor hun neus die ze achter elkaar leeg kunnen eten zonder daarvoor veel te hoeven bewegen.
In het Paddockparadijs kunnen we beweging tijdens het eetproces aanmoedigen door zoveel mogelijk kleine beetjes hooi langs het pad te verspreiden. Gedreven door nieuwsgierigheid en honger zullen de paarden het hele pad gaan verkennen. Ze zullen bij ieder hoopje een beetje eten en voordat het op is alweer verder lopen. De concurrentie tussen de kuddeleden doet daarbij ook een duit in het zakje. Om het de paarden mogelijk te maken ‘een beetje van dit en een beetje van dat’ te eten zou het goed zijn ze een mix van verschillende hooisoorten aan te bieden, maar dit zal in de praktijk helaas niet altijd haalbaar zijn.
Om het eetproces te vertragen kunnen we het hooi verstrekken op manieren die haastig schrokken onmogelijk maken, door bijvoorbeeld fijnmazige hooinetten of hooibakken met draadmatten (zie ook Hooivoersystemen) te gebruiken. Dat houdt bovendien de paarden lekker lang bezig en gaat dus verveling tegen.
Meer dan alleen gras
Paarden eten in het wild veel meer dan alleen gras. Kruiden, takken, knoppen, bladeren, vruchten e.d. maken hun menu veel gevarieerder dan dat van onze weidepaarden, die voornamelijk gras eten. Dat veelal rijk bemeste gras is ook nog eens veel minder structuurrijk dan de onbemeste, schrale, stengelige grassen in de natuur. Probeer door goed onderhoud en beperkte en juiste bemesting een weide te creƫren met een grote variatie aan schrale grassen en kruiden (zie ook Weidebeheer).
Geef zo nu en dan ook eens wat takken en maak bijvoorbeeld een kruidenhoekje waar je de paarden af en toe op kunt laten.
Voeren vanaf de grond
Jaime Jackson adviseert zoveel mogelijk vanaf de grond te voeren. Wilde paarden eten probleemloos van een bodem met vuil, zand, klei, gravel, vulkanische rotsen etc. Waarschijnlijk is knabbelen aan aarde en andere natuurlijke bodems goed of zelfs essentieel voor de vertering en gezondheid van paarden.
Wilde paarden halen hun zouten en mineralen ook uit de bodem, ze slaan bijvoorbeeld met hun hoeven op kalkrotsen en vermalen vervolgens de stukken kalk tussen hun kiezen. Je zou dus ook een zout- en mineralenblok in stukken kunnen breken en deze hier en daar langs het pad neerleggen.
Volgende pagina
Terug naar vorige pagina
Heb je vragen, opmerkingen, tips of ervaringen m.b.t. dit onderwerp? |